Karaktertrek of toch adoptieproblematiek?

Dit artikel verscheen in de Basics 3-2007

Veel ouders vragen zich af of bepaald gedrag van kinderen te maken heeft met adoptieproblematiek of dat het veroorzaakt wordt door een karaktertrek. Een geadopteerd jongetje is alsmaar zo druk, onrustig en wordt snel boos. Is dat zijn karakter? Genen? Of misschien een uiting van weinig basisvertrouwen? Een ander voorbeeld: twee geadopteerde dochters zijn continu jaloers op elkaar. Is dat nou adoptieproblematiek, weinig basisvertrouwen, gewoon jaloers meidengedrag of typisch 'zussen onder elkaar'? Deze discussie is lastig te voeren zonder per kind de details verder te bespreken.

Om tot een conclusie te komen is het ten eerste van belang om goed naar de voorgeschiedenis te kijken. Wat heeft het kind allemaal meegemaakt? Vaak kun je van daaruit haast de logische conclusie trekken dat het huidige moeilijke gedrag een reactie daarop zou moeten zijn. Ten tweede is het interessant om eens te kijken welk gedrag het kind nog meer laat zien. Meestal wordt een kind bijvoorbeeld niet alleen maar snel boos, maar is verder te zien dat het alles in de gaten houdt wat er om hem heen gebeurt of dat het alles zelf wil bepalen. Dat kunnen ook aanwijzingen zijn voor adoptieproblematiek. Als dat alles niet het geval is, kun je eens kijken wat er aan het gedrag vooraf ging, wat er precies gebeurt op het moment dat het gedrag voorkomt en hoe de reacties achteraf zijn (van zowel omgeving als het kind zelf). Vaak wordt aangegeven dat een kind het gedrag 'zomaar opeens' vertoont. Zonder aanleiding slaat zij haar broertje, zonder aanleiding krijgt hij nachtmerries, of zonder aanleiding krijgt ze een huilbui. Dan is het logisch dat men denkt dat dit 'nou eenmaal karakter is en bij haar hoort'. Toch is er vaak wel een subtiele aanleiding te vinden. Vaak is deze vanuit de herinnering niet te herleiden, maar komt pas naar boven bij een precieze analyse van een video-opname. Mogelijk is een simpele verandering in de situatie of in de reactie al een goede oplossing. In dat geval blijkt er noch sprake van een karaktertrek, noch van adoptieproblematiek, maar van aangeleerd gedrag.

Karakter speelt altijd een rol

Logischerwijs speelt karakter bij elke problematiek een grote rol. Het ene kind is meer geneigd om 'van zich af te schreeuwen', het andere kind zal zich eerder voegen naar de ander of zich terugtrekken. Het temperament van het kind is eveneens bepalend voor de manier waarop moeilijke ervaringen verwerkt worden, en ook voor de heftigheid van het gedrag. Sommige kinderenzijn eerder geraakt door iets doordat ze gevoeliger zijn. Gedrag is vaak terug te voeren tot de ́overlevingsstrategie ́ die het kind ontwikkelde om ingrijpende gebeurtenissen aan te kunnen en om de aandacht en verzorging van volwassenen vast te houden (noodzakelijk voor overleving). Die strategie (bijvoorbeeld in het kindertehuis) was toen nodig om te overleven, maar brengt het kind nu juist in de problemen. Te hard schreeuwen om aandacht levert je straf op school op. Te teruggetrokken zijn in de groep maakt dat je weinig vrienden maakt.

Vragenlijsten

Om uit te zoeken of het gedrag een gewone karaktertrek is en nog passend bij de leeftijd, wordt bij Basic Trust gestart met het invullen van vragenlijsten. Met een gedragsvragenlijst (de CBCL) wordt dan het gedrag vergeleken met dat van andere kinderen en kan extreem gedrag worden herkend. Bijvoorbeeld 'ik ben twee en ik zeg nee': elke tweejarige is koppig en wil 'zelluf doen'. Maar wanneer gaat dit nu te ver en wordt het teveel zelfbepalend gedrag en is het echt een probleem in het accepteren van het gezag van de ouder? Kinderen van een jaar of zeven kunnen nog moeilijk hun eigen emoties herkennen en reguleren. Hoe vaak kan een boze bui nog 'fel karakter' zijn en wanneer ga je denken aan ernstiger problematiek? Daar komt dan vanzelf antwoord op. Daarnaast wordt bij Basic Trust gewerkt met vragenlijsten specifiek gericht op de mate van gehechtheid of basisvertrouwen. Het komt regelmatig voor dat het gedrag van kinderen op de CBCL niet zorgelijk blijkt te zijn, maar dat het kind wel hoog scoort wat betreft gedrag dat zou kunnen wijzen op weinig basisvertrouwen. Het is mogelijk dat de specifieke problematiek van dit kind dan pas herkend wordt, en ouders daarmee erkenning krijgen voor hun gevoel dat er wel iets aan de hand is.

Wat maakt het eigenlijk uit?

Zodra overigens ouders vaardigheden ontwikkeld hebben om het basisvertrouwen te versterken of zodra zij meer zicht krijgen op de zeer kleine gedragssignalen en de aanleidingen (en deze dus beter kunnen beïnvloeden), blijkt dat veel van het klachtgedrag vermindert of verdwijnt. Wat maakt het dan eigenlijk nog uit of het een karaktertrek, basisvertrouwen of iets anders is?

Yvonne van der Heijden

Terug

De ouder aan het woord

"Een persoonlijke, positieve benadering. Er werd echt naar ons geluisterd en naar de situatie van Yin en ons gekeken, de adviezen waren goed toe te passen. We merkten heel snel verbetering"