Weerbaarheid (2)

Dit artikel verscheen in de Basics 2-2007

Joost, 5 jaar, rijdt met de loopauto op het speelterrein van school. Rik, ook 5 jaar, loopt naar Joost toe en begint aan de auto te trekken. Het is duidelijk: Rik wil de auto van Joost. Hoe reageert Joost op Rik? Geeft hij Rik een schop en een duw? Begint Joost te huilen en loopt hij weg van de auto? Of doet hij iets heel anders?

Vier vriendinnen na schooltijd. Pubers. Bij elkaar staand, mobieltjes bij de hand. Een pakje sigaretten komt te voorschijn. Iedereen steekt er een op, behalve Jenna. De anderen dringen aan: 'Doe niet zo gezond, joh. Neem er gewoon ook eens één...!'. Houdt Jenna voet bij stuk, of gaat ze overstag?

Weerbaarheid is zelfbescherming

Vanaf het moment dat we geboren worden, nemen we ons eigen plekje in de wereld in. Een plekje dat begrensd wordt doordat je daar zit of staat, maar ook een plekje voor jouw wensen en gedachten. Als ande-ren ons plekje in willen nemen of niet toestaan dat we een eigen mening en wensen hebben, wordt er over onze grenzen gegaan. Om die eigen grenzen te beschermen moeten we ons verweren: we moeten ons weerbaar opstellen.

Weerbaarheid is zelfbescherming: je beschermt jezelf tegen anderen die over jouw grenzen gaan. Door ons weerbaar op te stellen trekken we een grens tussen onszelf en de ander, en verdedigen we die grens. 'Jezelf beschermen' vraagt om het besef van 'een zelf': het besef dat je iemand bent, dat je er mag zijn. Dat jij ruimte in mag nemen in deze wereld en dat je het waard bent om daarin gerespecteerd te worden.

Om 'jezelf te beschermen' is het ook nodig 'jezelf te kennen'. Pas als je van jezelf weet wat je leuk vindt en wat niet, kun je aan een ander aangeven dat je iets wel of niet prettig vindt. En om aan te kunnen geven of je het met iemand eens bent, zul je er ook zelf eerst een mening over moeten hebben. Weten wat je wel en niet prettig vindt, weten hoe je over bepaalde zaken denkt, helpt je om je grens aan te geven. Dit alles hoeft niet helemaal af en compleet te zijn. Helemaal niet als je nog jong bent. Jezelf leren kennen is een proces dat soms veel tijd in beslag neemt.

Zelfbescherming en basisvertrouwen

Kinderen met een beschadigd of een tekort aan basisvertrouwen hebben vaak moeite om zich weerbaar op te stellen. We zien dan een kind dat zich in het verdedigen van zijn grenzen ofwel sub-assertief, of juist agressief opstelt. Bij sub-assertief gedrag zien we dat het kind de rechten en grenzen van de ander erkent, maar de eigen rechten en grenzen vergeet of onvoldoende duidelijk weet te maken. De behoeften en wensen van de ander gaan voor op de eigen behoeften en wensen. In het bovenstaande voorbeeld zou Joost, wellicht na enig zacht protest, van zijn loopfiets stappen en deze overlaten aan Rik. Jenna zou zich stilletjes terugtrekken van het groepje vriendinnen of overstag gaan en toch maar een sigaretje opsteken... Bij het agressief verdedigen van de eigen grenzen zien we een gedragsstijl die veel respect heeft voor de eigen rechten en wensen, maar weinig respect voor die van de ander. Joost zal met veel verbale en fysieke agressie zijn loopauto verdedigen, en de taal die Jenna naar haar vriendinnen uitslaat zullen we hier niet herhalen. In beide gevallen laat zich het tekort aan basisvertrouwen zien.

Kinderen met een tekort aan basis-vertrouwen hebben vaak de ervaring dat zij in hun basale rechten niet of onvoldoende gezien en erkend zijn en hun grenzen zijn genegeerd. Deze ervaringen bemoeilijken de ontwikkeling van een ik-besef : iemand te zijn die er mag zijn, die gewaardeerd en gerespecteerd wordt. Bij een sub-assertieve gedragsstijl kan je het kind een houding zien aannemen die uitstraalt 'ik ben niets waard, dus is mijn mening niets waard'. En dat is voldoende om de ander dan maar te laten begaan. Ook kan het zijn dat dit kind niet eens weet wat het nu eigenlijk vindt, voelt of wil, en het dus de ander maar gewoon zijn gang laat gaan. Bij de agressieve gedragsstijl heeft het kind zich een houding ontwikkeld die omschreven kan worden als 'mijn grenzen worden niet gerespecteerd, dus respecteer ik die van anderen ook niet'. Het kind gaat 'grenzeloos' zijn gang, zonder rekening te houden met hoe anderen daar over denken. Deze gedachten zijn overigens niet op bewust niveau in het kind aanwezig. Wij zouden ze zo kunnen formuleren als we er woorden aan moesten geven. Voor het kind is het een onbewuste reactie op de eerder meegemaakte ervaringen. Net zoals mosselen ons tegen staan als we er eenmaal ziek van zijn geweest.

Waar beginnen...?

Juist bij kinderen met een tekort aan basisvertrouwen is het belangrijk aandacht te geven aan de ontwikkeling van het 'ik-besef', alvorens hen te kunnen helpen bij het vergroten van hun weerbaarheid. Als het kind niet het gevoel heeft iemand te zijn die het waard is om voor te zorgen, zal het ook geen zorg hebben voor zichzelf en de eigen grenzen. Vaak wordt in dit verband gedacht aan een sociale vaardigheidstraining. De reden dat een dergelijke training niet altijd het gewenste effect heeft is dat deze zich niet richt op het onderliggende tekort aan basisvertrouwen. Trainingen met kleinere groepen en meer aandacht voor de individuele kenmerken van het kind waar het vertrouwen in zichzelf en anderen betreft, lijken overigens meer effect te sorteren.

Ouders en andere opvoeders hebben veel meer invloed op dit basisvertrouwen dan zij soms denken. Zij kunnen allereerst woorden geven aan wat het kind op dat moment doet, voelt, wil of denkt. Bij Basic Trust noemen we dit het 'benoemen'. Opvoeders geven het kind daarmee de ervaring dat het gezien en gewaardeerd wordt. Maar ook dragen ze hiermee bij aan de ontwikkeling van de inhoud van het 'ik-besef': wie ben ik, wat vind ik leuk, en wat niet? De moeder die ziet dat haar kind met een bepaalde gedachte of gevoel rondloopt, en die gedachte of dat gevoel benoemt, helpt het kind contact te maken met dat gevoel, die gedachte. Als reactie zien we vervolgens vaak een bevestigend antwoord ('Ja, inderdaad...ik vind het eng om alleen naar de winkel te gaan..') of gedrag dat overeenstemt met het gevoel dat door moeder benoemd is zoals lachen als 'plezier' wordt genoemd of huilen bij 'verdrietig' waar het kind eerst niet in staat was om dat te uiten. Ouders weten vaak ook haarfijn aan te geven wat hun kind wel of niet leuk vindt, ook al lijkt het kind daar zelf nog twijfels over te hebben. Als zij dit benoemen helpen zij het kind te ervaren wat het zelf vindt en voelt en daarmee tevens waar de eigen grenzen liggen. De volgende stappen zijn dan om die grens naar de ander duidelijk te maken en voor zichzelf op te komen als anderen die grens overschrijden. Als een kind echter besef heeft van een 'ik', en weet wat 'ik' wil, 'ik' voel, 'ik' kan, enz., is het al beter in staat de eigen grenzen te kennen, en is een stevige basis gelegd om die volgende stap te zetten.

Hans van der Ham

Terug

professional aan het woord

"Toen Basic Trust ook bij de behandeling betrokken raakte, leverde dat veel op. De interventies leken heel simpel maar waren blijkbaar toch nodig om verder te komen."