Weerbaarheid (3)

Dit artikel verscheen eerder in de Basics 3-2015

Het is een van die terugkerende thema ́s die bij alle betrokkenen een gevoel van machteloosheid oproept: niet weerbare kinderen die sociaal alleen komen te staan en slachtoffer dreigen te worden van pesters of loverboys. Een logische gedachte is dan om deze kinderen te helpen hun weerbaarheid te ontwikkelen en aan te melden voor een weerbaarheidstraining. Mijn ervaringen als trainer bij dit soort projecten hebben mij geleerd dat kinderen hier inderdaad veel aan kunnen hebben. Maar ook dat het bij kinderen met een beperkt basisvertrouwen net iets ingewikkelder ligt. En soms laat het niet weerbaar zijn zich juist in een agressieve vorm zien.

Weerbaarheid is zelfbescherming: je beschermt jezelf tegen anderen die over jouw grenzen gaan. Je trekt een grens tussen jezelf en de ander en verdedigt die. Vanaf het begin van ons bestaan nemen we een eigen plek in de wereld in. Een plek die begrensd wordt doordat je ergens zit of staat, maar ook een plek voor onze eigen wensen en gedachten. Als anderen geen respect hebben voor onze mening, wensen of lichamelijke integriteit, worden onze grenzen overschreden. Om onszelf te beschermen moeten we ons aan de grens verweren: we moeten ons weerbaar opstellen. 'Weerbaar zijn' veronderstelt dus ook 'jezelf kennen'. Pas als je van jezelf weet wat wel of niet goed voelt, kun je aan een ander aangeven dat je iets wel of niet prettig vindt. Tegelijkertijd is het belangrijk te beseffen dat niet alleen jij je afgegrensde plek hebt, maar dat dit ook voor de ander geldt.

Subassertief of agressief

Kinderen met een tekort aan basisvertrouwen hebben vaak moeite om zich weerbaar op te stellen. We zien dan een kind dat zich in het verdedigen van zijn grenzen ofwel sub assertief, of juist agressief opstelt. Bij sub assertief gedrag zien we dat het kind de eigen rechten en grenzen onvoldoende kent of duidelijk weet te maken. De behoeften en wensen van de ander hebben voorrang op die van het kind zelf. We zien het kind een houding aannemen die uitstraalt 'ik ben niets waard, dus is mijn mening niets waard'. En dat is voldoende om de ander te laten begaan. Deze kinderen zijn makkelijker slachtoffer van machtsmisbruik door pesters of loverboys. Bij het agressief verdedigen van de eigen grenzen zien we gedrag dat vooral uitgaat van de eigen wensen en behoeftes, maar met weinig respect voor die van de ander. De houding van dit kind ziet er vooral uit als 'als ik niet zorg voor wat ik wil, doet niemand het ́, of ́mijn grenzen worden niet gerespecteerd, dus respecteer ik die van anderen ook niet'. Het kind gaat 'grenzeloos' zijn gang, zonder rekening te houden met hoe anderen daar over denken, en komt in allerlei conflicten terecht. Voor het kind is het een onbewuste reactie op de eerder meegemaakte ervaringen. In beide gevallen is sprake van een tekort aan basisvertrouwen.

Kinderen met een tekort aan basisvertrouwen hebben niet geleerd om een ordening te maken in wat ze wel of niet prettig vinden, een eigen mening te vormen of een voorkeur te ontwikkelen. Soms ook zijn ze onvoldoende gezien en erkend in hun basale rechten en zijn hun grenzen genegeerd. Deze ervaringen bemoeilijken de ontwikkeling vaneen ik-besef: iemand te zijn met een eigen mening en eigen voorkeur, gewaardeerd en gerespecteerd.

Voelen waar de grens ligt

Voor deze kinderen is het belangrijk eerst aandacht te geven aan het versterken van het basisvertrouwen, en daarmee aan de ontwikkeling van het 'ik-besef'. Pas vanuit dit ik-besef kan gewerkt worden aan het vergroten van de weerbaarheid. In de Basic Trustmethode wordt nagegaan wat opvoeders al (meestal onbewust) adequaat doen in de relatie met het kind en leren zij woorden te geven aan, te benoemen, wat het kind doet, voelt, wil of denkt. Opvoeders dragen hiermee bij aan het antwoord op de vraag: wie ben ik, wat vind ik leuk, en wat niet? Door te benoemen helpen zij het kind contact te maken met hun gevoel of gedachte. Zo helpen zij hem of haar tevens te voelen waar zijn of haar eigen grenzen liggen. Een belangrijke tweede stap is dat opvoeders vervolgens hun eigen gedachten of gevoelens of die van anderen benoemen: 'Jij vindt Erik een nare jongen en je wil niet dat hij met jullie mee rijdt naar school. Dat snap ik, want hij heeft vervelende dingen over jou verteld. Erik vindt het eng om in het donker alleen naar school te fietsen, en wil dus graag met jullie meerijden. Laten we eens kijken hoe we dit op gaan lossen.' Hierdoor helpen ze het kind niet alleen de eigen grenzen aan te geven, maar ook rekening te houden met die van Erik. De volgende stap is dat het kind zijn eigen grens aan de ander duidelijk kan maken en voor zichzelf op kan komen als anderen die grens overschrijden. Ondertussen gaat dat misschien al vanzelf, en anders is een weerbaarheidstraining een goede manier om dat te bereiken.

Hans van der Ham

Dit artikel is een aangepaste versie van een column die eerder in het blad LAVA-contact verscheen.

Terug

professional aan het woord

"Toen Basic Trust ook bij de behandeling betrokken raakte, leverde dat veel op. De interventies leken heel simpel maar waren blijkbaar toch nodig om verder te komen."