Oorzaken van een tekort aan basisvertrouwen
Eén op de drie kinderen heeft onvoldoende basisvertrouwen. Een tekort aan basisvertrouwen kan verschillende oorzaken hebben. Dit kan zijn gekomen doordat er sprake was van een moeilijke start in het leven. Bijvoorbeeld door een zware zwangerschap of bevalling, medische problemen bij het kind of de opvoeder, stressvolle gebeurtenissen binnen het gezin, psychische problemen bij de opvoeders of ontwikkelingsproblemen bij het kind. Bij geadopteerde kinderen en kinderen in pleegzorg is er sprake van een scheiding van hun geboorteouders en ontbrak vaak een periode met vaste opvoeders. Als deze situaties zich hebben voorgedaan, zal het kind er misschien niet genoeg op durven vertrouwen dat de ander er voor hem is en zal blijven.
Problemen met het basisvertrouwen kunnen ook ontstaan op latere leeftijd, zoals na het overlijden van een ouder of na scheiding van de ouders. Gepest worden, leerproblemen of een beperking kunnen het basisvertrouwen ook onderuithalen. Onder dit soort omstandigheden ontwikkelt een kind strategieën die helpen om zichzelf te beschermen en soms zelfs om te overleven, maar die later zorgen voor problemen in het contact met anderen.
Hoe herken je een tekort aan basisvertrouwen?
Een tekort aan basisvertrouwen uit zich op verschillende manieren. Dat maakt het soms moeilijk te herkennen. Gedrags- en/of emotionele problemen die vaak samenhangen met verminderd basisvertrouwen zijn onder meer:
- alles willen bepalen
- sterke controlebehoefte
- driftbuien
- angsten
- jaloers zijn
- geen troost toestaan
- niet om hulp vragen
- afwerend doen
- alles in de gaten houden
- onrust
- faalangst
- ruzies
- concentratieproblemen
Onder de zichtbare symptomen zit meestal een diepgewortelde angst om de opvoeder te verliezen of door hem/haar afgewezen te worden. Het basisvertrouwen is de basis, de fundering voor de ontwikkeling van een kind. Wanneer het basisvertrouwen is verminderd, geeft dit een risico op ontwikkelingsachterstand.